Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Wat leidde tot de schepping van de mens? (Tweede deel)

Štefan Štefančík/Unsplash

Wat leidde tot de schepping van de mens? (Tweede deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 5

Vervolgd van Wat leidde tot de schepping van de mens? (Eerste deel)

Het lag in Gods bedoeling de engelen, en nu de mens, een hoogst belangrijk deel bij te laten dragen aan de uiteindelijke schepping van het onmetelijke heelal.

(Maar God had deze geweldige mogelijkheid toen waarschijnlijk nog niet ten volle aan de engelen geopenbaard, want een derde van hen besloot zich het heelal met geweld toe te eigenen zonder zich daar eerst voor te bekwamen.)

Om dit vérreikende doel te verwezenlijken, vestigde God Zijn heerschappij over de engelen op deze aarde. En de uitvoering van Zijn heerschappij over deze aardbol had God toegewezen aan een verheven aartsengel, de grote cherub Lucifer.

Lucifer was als individueel geschapen wezen het allerhoogste meesterstuk dat de grote God kon scheppen. De Bijbel vermeldt het bestaan van slechts twee andere wezens van deze hoge rang: Michaël en Gabriël.

Vergeet niet dat zelfs de heilige engelen en aartsengelen, dus ook deze verheven cherub Lucifer, waren begiftigd met het vermo­gen om te denken, logisch te redeneren, een eigen mening te hebben, te kiezen en besluiten te nemen.

God had Lucifer alle mogelijke gaven en talenten meegegeven. Hij was het toppunt van wijsheid, schoonheid en volmaaktheid. Hij was volmaakt in alle opzichten vanaf het moment dat hij werd geschapen, totdat (Ezechiël 28:15) er ongerechtigheid, d.w.z. opstandigheid en wetteloosheid in hem gevonden werd.

Hij was bij de troon van het oneindige heelal opgeleid en ervaren in de uitvoering van Gods bestuur. Hij was een van de twee cherubs wier vleugels zich over Gods troon uitspreidden (Ezechiël 28:14; Exodus 25:20).

Hij was met een stralende, volmaakte schoonheid geschapen, maar hij gaf zich bewust over aan ijdelheid. Daardoor verviel hij tot verkeerde gedachten. Gods wet—de grondslag van Gods bestuur—is de weg van liefde; van liefdevolle zorg voor het welzijn van anderen; liefde voor God in gehoorzaamheid, nederig­heid en verering; de weg van geven, delen, helpen en samenwer­ken. Lucifer vond dat rivaliteit veel beter was dan samenwerking. Dit zou een prikkel zijn om uit te blinken, er hard tegen aan te gaan en prestaties te leveren. Het zou veel plezieriger zijn voor zichzelf te werken.

Zo keerde hij zich tegen Gods wet van liefde. Hij werd afgunstig op God, naijverig en vol wrok. Hij werd een en al begeerte en hebzucht, en hij werd verbitterd. En zo kwam de geest van gewelddadigheid over hem. Hij werd willens en wetens de tegenstander en vijand van zijn Schepper. Dat was zijn keuze, niet die van God, maar God liet het toe.

God veranderde toen zijn naam, zodat hij heette wat hij geworden was: Satan de duivel, hetgeen tegenstander, rivaal, of vijand betekent.

Van toen af aan richtte hij zijn bovennatuurlijke krachten op het kwade. Hij werd niet alleen verbitterd tegen God, maar ook tegen Gods wet. Hij gebruikte al zijn bedrieglijke sluwheid om de engelen onder hem te verleiden tot ontrouw en opstand tegen de Schepper en tenslotte tot het voeren van een oorlog van agressie en geweld in een poging God te onttronen en zich meester te maken van de troon van het heelal.

Zolang Lucifer trouw Gods bestuur bleef uitvoeren, heerste er overal op aarde een heerlijke en volmaakte vrede. De engelen waren zo gelukkig dat hun blijdschap geen grenzen kende. De wet van Gods bestuur is de levenswijze die vrede, geluk, welzijn en welvaart tot gevolg heeft. Zonde is de levenswijze die al de nu bestaande euvels heeft teweeggebracht.

De straf voor de zonde van de engelen was niet de dood, want God had hen als onsterfelijke wezens geschapen die niet kunnen sterven. God had hen deze aarde tot woon- en werkplaats gegeven om zich hier voor te bereiden op hun taak om het ganse heelal te beërven en de schoonheid ervan te verhogen.

Hun straf (het definitieve vonnis staat hun nog steeds te wachten) bestond daaruit dat zij werden afgewezen, dat zij hun grote kans hadden verspeeld, dat hun geest werd verdorven en dat er een gigantische catastrofale verwoesting van de gehele aarde plaatsvond.

Het gevolg was dat de aarde in de toestand raakte die in Genesis 1:2 kort wordt aangeduid—(de Hebreeuwse woorden tohu en bohu, vertaald als “woest en ledig”, betekenen een toestand van chaos en totale wanorde)—water bedekte het gehele aangezicht der aarde en er heerste diepe duisternis. Lucifer was geschapen als een volmaakte brenger van licht. Nu werd hij de bewerker van duisternis, dwaling, verwarring en kwaad. Zo leidde de opstand van de engelen die zondigden (2 Petrus 2:4-6; Judas 6-7; Jesaja 14:12-15; Ezechiël 28:12-17) tot deze algehele verwoesting van de aarde.

En naar alle waarschijnlijkheid reikten de gevolgen ervan nog veel verder.

Alles wat God geschapen heeft, werd in een volmaakte toestand geschapen. De andere planeten werden niet als dode en uitgebluste hemellichamen geschapen, woest en ledig als onze maan en Mars nu. Wij weten nog niet zo heel veel van de andere planeten, maar alles wijst er tot dusver op dat zij in dezelfde staat van verval verkeren.

We hebben het reeds gehad over de geweldige, ongelooflijke mogelijkheid die de mens heeft. Oorspronkelijk was dit potentieel van heerschappij over het heelal aan de engelen gegeven. Zij diskwalificeerden zich echter.

God schiep onze maan en de planeten niet in deze toestand van wanorde en verval. Uit wat God openbaart blijkt zeer dui­delijk dat het gehele stoffelijke heelal tegelijk met de aarde werd geschapen. Zoals gezegd, is God niet de schepper van een woestenij, van verval en afbraak, maar Satan is dat wel. Het lijkt daarom, gebaseerd op wat nu is geopenbaard, dat tegelijk met de verwoesting van deze aarde ook een dergelijke cata­strofale vernietiging plaatsvond op het oppervlak van onze maan en de andere planeten. En dit alles werd veroorzaakt door de opstand van Lucifer en zijn engelen! Maar zie wat God daarop deed.

In Psalm 104:30 lezen wij: “Zendt Gij uw Geest uit, zij wor­den geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem.”

Nu terug naar Genesis 1:2: “De aarde nu was [werd] woest en ledig [Hebreeuws tohu en bohu—chaotisch en in verwarring], en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.”

God hernieuwde het aangezicht van de aarde om die voor te bereiden als woonplaats van de MENS.

Maar WAAROM?

Vervolgd op: Wat leidde tot de schepping van de mens? (Derde deel)

Ihp Nl