Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Mysterie van Engelen en Boze Geesten (tweede Deel)

Laura Gariglio/Unsplash

Het Mysterie van Engelen en Boze Geesten (tweede Deel)

Mysterie der eeuwen (Hoofdstuk Twee)

Vervolg van Het Mysterie van Engelen en Boze Geesten (Eerste Deel)

P

ersoonlijke ervaringen

Mijn vrouw en ik hebben dit allebei in persoonlijke incidenten ervaren.

Toen onze oudste dochter een baby was, sliep mijn vrouw met het kind naast haar aan de muurkant van het bed dat tegen de muur van de slaapkamer geplaatst was. Ze hoorde een stem roepen: „Leg Beverley ergens anders.” Ze dacht dat het een droom was en zonder goed wakker te worden sliep ze verder. Daarna hoorde ze de stem opnieuw, nu wat luider. Ze werd half wak­ker zag niets en dacht weer dat het een droom was, draaide zich om en zou weer gaan slapen toen ze de stem voor een derde keer hoorde, deze keer luid en met nadruk: „Leg Beverley ergens anders.” Verward legde ze het kind aan haar andere kant en een paar seconden later viel een schilderij in een zware lijst dat aan de muur hing, precies boven de plek waar het kind gelegen had, naar beneden op bed. Het zou het hoofdje van het kind hebben kunnen verpletteren, of haar ernstig letsel toebrengen. De enige verklaring was dat God een engel gezonden had om Beverley’s leven te sparen.

In de beginjaren van mijn dienaarschap, omstreeks 1934, bestuurde ik een auto op een zeer stormachtige nacht tijdens een stortbui op een straatweg ten zuiden van Eugene, Oregon. Ik reed ongeveer 65 km/u over een erg slingerende weg. Toen ik bij een scherpe bocht in de weg kwam, draaide het stuur van mijn auto plotseling scherp naar links, alsof het door de een of andere onzichtbare kracht uit mijn handen gewrongen werd. Vlak voor me stond een verongelukte vrachtwagen. Ik passeerde rakelings aan de linkerkant ervan. Het was donker en een vernielde auto stond pal voor me. Het stuurwiel van mijn auto werd me plots uit handen gewrongen en de auto draaide scherp naar rechts. Mijn wagen reed rakelings tussen de auto die naar het noorden gegaan was en de vrachtauto die op dezelfde weg in zuidelijke richting gegaan was door met niet meer dan een paar centimeter ruimte over tussen de vernielde auto en de vrachtwagen. Nog nooit had ik zoiets meegemaakt. Het stuur van mijn auto draaide door een of andere kracht die ik niet in mijn macht had en ondanks mijn hand die de wagen rechtdoor wilde sturen.

Al eerder, in het najaar van 1927, in het eerste jaar van mijn bekering had ik een dergelijke ervaring.

De man met de misvormde rug

Nadat mijn vrouw en ik wat meer bijbels begrip van het onderwerp genezing hadden gekregen, kwam Aimee Semple McPherson naar Portland.

Zij hield een evangelische campagne in het auditorium van Portland. Mijn vrouw en ik hadden het eenmaal bijgewoond en daarna ging ik nog eens een andere keer alleen. Wij gingen vele religieuze leerstellingen en groeperingen na. Niet in staat om binnen te komen vanwege de opeengepakte massa toehoorders, zei een suppoost tegen mij dat ik misschien via de deur achter het toneel binnen kon komen als ik me naar de andere kant zou haasten. Lopend, of liever gezegd rennend, stuitte ik op iets droevigs.

Een vrouw en een kind probeerden een oudere man die vreselijk kreupel was uit een auto bij de toneelingang te krijgen. Ik ging naar ze toe om ze te helpen. De man had een zwaar misvormde rug—of door artritis, of door een misvorming vanaf de geboorte of een andere ziekte die me nu niet te binnen wil schieten. Hij was totaal hulpeloos en bood een jammerlijke aanblik.

We slaagden erin hem naar de toneelingang te krijgen. Ik zou er trouwens nooit binnen gelaten zijn, als ik niet deze kreupele had helpen binnen brengen. Hij was gekomen om door de beroemde evangeliste genezen te worden.

Voor de dienst konden we niet met mevrouw McPherson in contact komen. En na de dienst evenmin. Ik hielp de teleurgestelde kreupele in de auto terugbrengen.

„Als u werkelijk genezen wilt worden” zei ik voor ze wegreden, „dan zou ik graag naar uw huis komen en voor u bidden. Mevrouw McPherson bezit van zichzelf geen kracht om iemand te genezen. Ik ook niet. Alleen God kan genezen. Maar ik weet wat Hij beloofd heeft te zullen doen en ik geloof dat God even welwillend naar mij zal luisteren als naar mevrouw McPherson—als u alleen maar gelooft in wat God heeft beloofd, en al uw vertrouwen op Hem stelt en niet in de persoon die voor u bidt.”

Ze gaven me hun adres, even ten zuiden van Foster Road. De volgende dag leende ik de wagen van mijn broer Russell en reed erheen.

Ik had geleerd, bij het bestuderen van de Bijbel over het onderwerp genezing, dat er twee voorwaarden zijn die God oplegt: 1e we moeten Zijn geboden houden en doen wat Hem welgevallig is (1 Johannes 3:22); en 2e we moeten Hem werkelijk geloven (Mattheüs 9:29).

Natuurlijk realiseerde ik mij dat veel mensen niet tot het begrijpen van al Gods geboden gekomen zijn—maar Hij ziet het hart aan. Het gaat om de geest en de bereidheid om te gehoorzamen. En daarom zijn sommigen die werkelijk geloven genezen, zelfs al hielden ze niet strikt alle geboden. Maar als de kennis van de waarheid eenmaal gekomen is moeten ze gehoorzamen. In dit geval was ik er zeker van dat God wilde dat ik het verstand van deze mensen opende voor Zijn Geboden, en dat zonde wetsovertreding is.

Daarom las ik eerst de twee hierboven aangehaalde schriftplaatsen, en legde toen uit wat ik in zes maanden over Gods wet geleerd had—en in het bijzonder over Gods Sabbat. Ik wilde weten of deze kreupele en zijn vrouw een geest van bereidheid hadden om God te gehoorzamen.

Dat hadden ze niet. Ik merkte dat het „Pinkstermensen” waren. Ze gingen naar de kerk voor de „goede tijd” die ze daar hadden. Ze praatten een hele poos over de „goede tijd” waarvan ze in de kerk genoten. Ze spotten en haalden de neus op voor het gehoorzamen van God. Ik vertelde hen dat, aangezien zij onwillig waren om God te gehoorzamen en toe te geven aan Gods geschreven voorwaarden voor genezing, ik niet voor hen kon bidden.

Was dit een engel?

Een paar weken later leende ik de auto van mijn broer nog een keer en reed toevallig over de Foster Road. Nu was mijn geest bezig met een andere zending en ik dacht helemaal niet aan deze mismaakte kreupele. Ik was met iets anders bezig en was diep in gedachten.

Toen ik bij het kruispunt met de straat waar de kreupele woonde, kwam, herinnerde ik mij hem echter. Ogenblikkelijk kwam de gedachte in mij op of ik hem nog een keer moest opzoeken—maar op hetzelfde moment verwierp mijn verstand dat. Ze hadden gespot met het idee van overgave om God te gehoorzamen en het eigenlijk belachelijk gemaakt. Onmiddellijk zette ik hen uit mijn gedachten en ik was opnieuw diep in gedachten over de huidige missie waar ik mee bezig was.

Toen gebeurde er iets vreemds.

Bij de volgende kruising draaide het stuur van mijn auto automatisch naar rechts. Ogenblikkelijk wendde ik al mijn kracht aan om dat tegen te gaan en rechtdoor te blijven sturen. Maar mijn kracht baatte mij niets. Een of andere onzichtbare macht draaide mijn stuurwiel tegen al mijn krachten in. De auto was rechtsaf geslagen de straat in één blok ten oosten van het huis van de kreupele.

Ik was verschrikt. Nooit eerder had ik iets dergelijks meegemaakt. Ik bracht de auto bij de trottoirband tot stilstand. Ik wist niet wat ik er van denken moest.

Het was te laat om terug te gaan, weer de drukke Foster Road op.

„Wel,” dacht ik, „ik zal tot het einde van dit blok rijden en dan linksaf slaan en dan weer terug naar de Foster Road.”

Maar na een lang blok zuidwaarts gereden te hebben, kon ik alleen maar rechtsaf. Linksaf was er geen straat om bij de Foster Road terug te komen, was ik nu gedwongen langs het huis van de kreupele te rijden.

Zou het mogelijk zijn dat een engel aan mijn stuur gedraaid had om me hierheen te doen gaan?” vroeg ik me af, nog wat geschokt door de ervaring. Ik besloot dat het beter was om bij het huis van de kreupele te stoppen om me ervan te vergewissen.

Ik trof hem aan met een bloedvergiftiging. De rode streep naderde zijn hart.

Ik vertelde hem wat er gebeurd was.

„Ik weet nu dat God een engel gezonden heeft om me hier te laten komen” zei ik. Ik denk dat God wil dat ik voor u bid—opdat Hij u van deze bloedvergiftiging geneest, om u Zijn macht te tonen en u dan nog een kans te geven om u te bekeren en Hem gewillig te gehoorzamen. En als u dat doet dan zal Hij uw vergroeide ruggegraat recht maken en u geheel genezen.

Als u wilt dat ik dat voor u doe, dan zal ik voor u bidden en God vragen u van deze bloedvergiftiging te genezen. Maar ik zal God niet vragen uw rug te genezen, tenzij en wanneer u zich bekeert en de bereidwilligheid toont om te gehoorzamen wat u ook maar zelf ziet dat God gebiedt.”

Ze waren nu ten einde raad. Hij had misschien nog maar 12 uur te leven. Nu grapten en schertsten ze niet lichtzinnig over de „goede tijden” op de „Pinkster-bijeenkomsten.” Ze wilden dat ik zou bidden.

Ik was geen geordineerd dienaar, dus zalfde ik hem niet met olie. Nog nooit in mijn leven had ik hardop voor anderen gebeden. Ik legde hen dat uit en zei dat ik alleen maar mijn handen op de man zou leggen en in stilte bidden, omdat ik niet zelfbewust voor de eerste keer hardop wilde bidden om met oprechte ernst en geloof tussen beide te komen. Ik had absoluut vertrouwen dat hij van de bloedvergiftiging genezen zou worden.

En dat werd hij.

De volgende dag keerde ik terug. De bloedvergiftiging had hem onmiddellijk verlaten toen ik bad. Maar tot mijn groot verdriet en teleurstelling zaten ze opnieuw vol lichtzinnige spot en sarcasme jegens Gods wet. Opnieuw spraken ze schertsend over „een goede tijd hebben” op de vergaderingen van de „Pinkstergemeente.”

Ik kon niets meer doen. Dit was een van de grote teleurstellingen in mijn leven. Ik heb nooit meer iets van hen gezien of gehoord.

Gods onzichtbare instrumenten

God heeft engelen specifiek belast met het toezicht op en de bescherming van Zijn Kerk gedurende haar hele geschiedenis (Openbaring 1:4, 16, 20; 2:1, 8, 12, 18; 3:1, 7, 14). Hij heeft engelen die continu de aarde doorkruisen om de algemene omstandigheden op aarde waar te nemen en er aan Hem verslag over uit te brengen (Openbaring 5:6; Zacharia 4:10; 2 Kroningen 16:9).

En God heeft engelen specifiek aangesteld om voor Zijn verwekte menselijke kinderen te zorgen (Handelingen 12:15; Mattheüs 18:10). God belooft: „Want Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen” (Psalmen 91:11).

Twaalf engelen van God zullen de poortwachters in de nieuwe stad Jeruzalem zijn (Openbaring 21:12), een voor elke stam van Israël. Wellicht zijn deze 12 nu assistenten van de aartsengel Michael. Engelen zijn boodschappers. Zij verschenen aan Abraham, Lot, Hagar, Mozes, Manóach, Gideon, Elia en vele van de profeten en apostelen. Wanneer deze engelen zich voor mensen zichtbaar maken, doen zij dat in het algemeen in de gedaante van een mens. De Bijbel noemt drie engelen van hoge rang: Lucifer [‘Morgenster’ in veel Nederlandse vertalingen] (Jesaja 14:12), thans Satan de duivel; Gabriël, die bij twee gelegenheden aan Daniël verscheen (Daniël 8:16; 9:21), aan Zacharias, de vader van Johannes de Doper (Lucas 1:19), en later aan Maria, de moeder van Jezus (Lucas 1:26); en de derde is Michael, die „een der voornaamste vorsten” wordt genoemd (Daniël 10:13), en die door Judas als aartsengel wordt geïdentificeerd (Judas 9). Michael is de aartsengel die specifiek is aangesteld om de 12 stammen van Israël te beschermen en terzijde te staan (Daniël 12:1; 10:2-13, 21), alsmede de ware Kerk van God van vandaag (Openbaring 12:7). 

Wordt vervolgd …

Moa Ad Nl