Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Mysterie van de Beschaving (derde deel)

Matt Power/Unsplash

Het Mysterie van de Beschaving (derde deel)

Mysterie der eeuwen (Hoofdstuk vier)

Vervolg van Het Mysterie van de Beschaving (tweede deel)

D

e omvang van het kwaad

Zie in hoeverre de mensheid door Satan tot het kwaad was overgehaald. In Genesis 6:5: „De Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was.” De aarde was vol geweld. De gedachten, overdenkingen en plannen van de mens waren steeds op zelfzuchtige, wellustige en zondige doeleinden gericht.

Dit geweld was zo algemeen geworden dat God besloot de mensheid verder leed in de groeiende ellende en angst te besparen.

Door de Zondvloed die over de hele wereld kwam, nam God hun miserabele levens weg, om die in de volgende seconde van hun bewustzijn weer tot leven te wekken in de opstanding van de „Grote Witte Troon” (Openbaring 20:11-12). In een tijd dat Christus in gerechtigheid, vrede en geluk de aarde regeert zullen zij weer tot leven worden gebracht. Satan zal weg zijn. Hun verstand zal dan voor Gods waarheid worden geopend en eeuwig behoud zal voor hen worden opengesteld.

Het was evenwel Gods bedoeling het menselijk leven in stand te houden om de mensheid een nieuw en zuiver begin te geven.

Temidden van alle miljoenen mensen vond God slechts één persoon die met God wandelde. Twee personen kunnen niet samengaan, tenzij zij het met elkaar eens zijn (Amos 3:3). Alleen Noach was het met God en Gods levenswijze eens. God gebruikte Noach als prediker van gerechtigheid (2 Petrus 2:5). Gedurende 100 jaar waarschuwde Noach de achteloze wereld, vanaf toen hij 500 was tot hij 600 jaar oud was.

Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten (Genesis 6:9—SV). [Onder zijn tijdgenoten was Noach „onberispelijk” zegt de NBG.] Dat wil zeggen: in erfelijk opzicht, qua afkomst. Het bewijs hiervan schuilt in het Hebreeuwse woord dat als „onberispelijk” is vertaald. Dit kan verwijzen naar geestelijke eigenschappen (Genesis 17:1), of naar lichamelijke kenmerken (Leviticus 22:21). Daarom staat Genesis 6:9 de vertaling toe dat Noach „onberispelijk” of van „zuivere afkomst” was. De context (Genesis 6:2) wijst er duidelijk op dat de laatste betekenis van het Hebreeuwse woord dat als „onberispelijk” is vertaald, bedoeld is. Een goede weergave van Genesis 6:9 is dus dat Noach onder zijn tijdgenoten de enige „rechtvaardige” man was (qua karakter), en ook de enige van „zuivere afkomst” (qua genetische erfenis).

Einde van de antediluviaanse wereld

Het onderwerp van het hoofdstuk wordt gevormd door de voorouderlijke generaties van Noach. Tijdens deze generaties had zich een buitensporige boosaardigheid ontwikkeld; in Noachs generatie bereikte deze een absoluut dieptepunt dat aan die wereld een einde maakte.

Waaruit bestond deze universele zonde en verwording? Jezus beschreef dit algemene, verdorven kwaad als „eten, drinken, huwen en ten huwelijk geven” (vgl. Mattheüs 24:38). Op zich is eten en drinken geen kwaad. Huwen is geen kwaad. Er moest een verkeerd gebruik en een overmaat zijn in eten, drinken en huwen het kwaad stak in de wijze waarop en de mate waarin.

Dit zou alleen het eten van ongeschikt voedsel kunnen zijn en het overmatig gebruik van alcoholische dranken, braspartijen (Galaten 5:21), verspilling en geweld. Het huwen moet, om zonde te zijn, geweest zijn als in Genesis 6:2: de mannen „namen zich … vrouwen, wie zij maar verkozen”. Er waren zoveel huwelijken tussen de verschillende rassen dat van alle mannen alleen Noach nog onvermengd of van zuivere afkomst was onder zijn tijdgenoten. Hij was van het oorspronkelijke blanke ras.

Het is duidelijk dat er in de tijd van Noach minstens drie hoofdrassen op aarde waren: het blanke, het gele en het zwarte, hoewel de gemengde huwelijken vele raciale vermengingen tot gevolg hadden.

God openbaart in de Bijbel niet de precieze oorsprong van de verschillende rassen. Het is duidelijk dat Adam en Eva blank geschapen werden. Gods uitverkoren volk Israël was blank. Jezus was blank. Maar het is een redelijke veronderstelling dat er in moeder Eva eierstokken werden geschapen met eicellen die genen bevatten van zowel het gele en het zwarte als van het blanke ras, zodat sommige kinderen van Adam en Eva zwarte, gele, of blanke kinde­ren verwekten.

De ene man die God uitkoos om het menselijk geslacht na de Zondvloed in stand te houden was qua afkomst onvermengd—zijn hele voorgeslacht tot aan Adam was van hetzelfde ras en dat was ongetwijfeld het blanke ras—wat niet zeggen wil dat het blanke ras in enig opzicht superieur is.

Als u een dierenfokker bent, die van plan is zijn dieren in een tentoonstelling naar een prijs te laten meedingen, zal u zeker uitsluitend volbloed exemplaren laten meedoen. Het vermengen van de soort verandert de kenmerken.

Oorspronkelijk stelde God de grenzen van de volken vast met het oogmerk ze gescheiden te houden om gemengde huwelijken te voorkomen. „Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis [hun grondgebied en geografische grenzen] uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde [let wel: scheidde], heeft Hij de landpalen [grenzen] der volken [vast]gesteld” (Deuteronomium 32:8).

Maar de mensen wilden gemengd huwen—totdat zij slechts één ras zouden vormen!

Deze wens schijnt ook vandaag nog steeds aan de menselijke natuur eigen te zijn!

Noach was van onvermengde afkomst in zijn hele voorgeslacht. Zijn vrouw en drie zonen waren van hetzelfde blanke ras. Maar klaarblijkelijk was Jafeth met een Oosterse vrouw getrouwd en Cham met een zwarte.

We weten weinig meer dan wat hierboven is gezegd over de ontwikkeling van de beschaving voor de Zondvloed.

De mens had door de vloed zijn les moeten leren, maar de mens, van God afgesneden en geregeerd door Satan deed dat niet, en heeft het tot op vandaag ook nooit geleerd. Maar nogmaals, „zoals het was in de dagen van Noach,” zei Jezus in een profetie is er een bevolkingsexplosie en vermenigvuldigt het kwaad zich. Dit keer zal een wereldwijde kernoorlog de hele mensheid van de aarde dreigen weg te vagen. Maar ter wille van de „uitverkorenen” van Gods ware Kerk (Mattheüs 24:21-22), zal God die vernietiging inkorten en dit maal Jezus Christus als Koning der koningen zenden om Satans plaats in te nemen en op de troon over de aarde te gaan zitten.

De oorsprong der steden

Het was pas in de tweede generatie na de Zondvloed dat een zekere Nimrod de mensen in steden organiseerde. Eerst kwam de toren van Babel en de stad Babylon. Vervolgens Nineve en andere steden, die stadstaten werden.

God had de grenzen van de volken vastgesteld met de bedoeling de rassen geografisch af te zonderen.

Op dit punt citeer ik uit Satan’s Great Deception (Satans Grote Bedrog), een dissertatie door C. Paul Meredith (blz. 14-16):

Na de Zondvloed kende iedereen op aarde God en wist waarom Hij de zondaars had doen verdrinken. Aanvankelijk vreesde men kwaad te doen. De mensen leefden … zonder steden en zonder wetten, en allen spraken één taal  … 

Deze groep, samengesteld uit de enige mensen op de aarde (de anderen waren immers allen door de Zondvloed vernietigd), begon weg te trekken van het gebergte van Ararat (Genesis 8:4) waarop de ark was terechtgekomen: „De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak. Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden” (Genesis 11:1-2). Deze mensen, tegenwoordig bekend als Soemeriërs (Miller, Ancient History in Bible Light, p. 51), die door de bergen in het oosten trokken, kwamen op een uitzonderlijk vruchtbare vlakte, die door het bezinksel van de Eufraat en de Tigris was gevormd. Dit land Sinear staat nu als het oude Babylonië bekend (J.H. Breasted, Ancient Times, p. 107). Dit was een land dat alles wat zij begeerden in overvloed zou voortbrengen … 

Evenals Adam en Eva waren deze mensen God ongehoorzaam en haalden zich moeilijkheden op de hals. Het land was produktief, maar de wilde dieren vermenigvuldigden zich sneller dan de mensen als gevolg van de verwoesting van de vroegere bescha­ving door de Zondvloed. Wegens hun primitieve wapens liepen hun levens en bezittingen groot gevaar (Exodus 23:29-30). Wat kon daaraan worden gedaan?

Nimrod, de zoon van Kusch, was een grote, krachtig gebouwde neger, die zich tot een groot jager ontwikkelde. Hij was het die de mensen bijeenbracht en hen organiseerde teneinde de wilde dieren te bestrijden. „Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren” (Genesis 10:8-9). Met andere woorden, de naam Nimrod was overal bekend wegens zijn kracht. Na de Zondvloed bevrijdde hij de mensen van de aarde van hun angst voor de wilde dieren. Zijn prestige groeide. Hij werd de leider in wereldlijke zaken. Hij was ambitieus. 

Wordt vervolgd …

Moa Ad Nl