Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Tweede deel)

Jeremy Thomas/Unsplash

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Tweede deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 4

Vervolgd van Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Eerste deel)

De allerhoogste scheppingsprestatie

Er was evenwel één hoogst belangrijke hoedanigheid die zelfs Gods scheppingsmacht niet onmiddellijk op bevel tot stand kon brengen, nl. hetzelfde volmaakte, rechtvaardige en heilige karak­ter dat in God en het Woord woont.

Dit karakter moet ontwikkeld worden door de keuze en de wil van degene in wie het tot stand moet komen.

Prent deze hoogst belangrijke waarheid dus goed in uw geheugen, nl. dat volmaakt, heilig en rechtvaardig karakter de hoogst mogelijke scheppingsprestatie is voor de almachtige God, de Schepper, en dat het bovendien de wijze is waarop Hij uiteinde­lijk Zijn hoogste doel wil bereiken. Zijn einddoel.

Maar hoe?

Ik herhaal: een dergelijk karakter moet ontwikkeld wor­den. Daarvoor is vrijheid van keuze en beslissing nodig van het afzonderlijke wezen waarin het geschapen moet worden. Maar meer nog, zelfs dan moet het worden ingegeven door en van de heilige God, de enige die zo’n rechtvaardig karakter te schenken heeft.

Volmaakt, heilig en rechtvaardig karakter in zo’n afzonderlijk wezen is de gave onderscheid te kunnen maken tussen de ware, juiste weg en de verkeerde. Het is een vrijwillige, totale en onvoorwaardelijke overgave aan God en Zijn volmaakte levenswijze; zich door God laten overmeesteren; zich vast voornemen, zelfs tegen verzoeking of eigen wil in op de juiste wijze te leven en te handelen. En zelfs dan is zo’n heilig karakter de gave van God. Het ontstaat doordat het wezen dat dit karakter wil ontwikkelen, zich aan God toevertrouwt, zodat Hij Zijn wet (Gods juiste levenswijze) hem geleide­lijk kan inprenten.

Dit volmaakte karakter, zoals dat in het door Hem geschapen wezen wordt ingegeven, is in feite uitsluitend van God afkomstig, maar wel op vrijwillige basis en met goedvinden van dat wezen, zelfs na zware beproevingen.

Ik heb een paar alinea’s aan dit punt gewijd omdat dit de spil is waar Gods algehele plan om draait.

Wat nu de voorhistorische engelen betreft: God 1) schiep hen met een verstand dat kon denken, redeneren, kiezen en beslissen met een eigen wil, en 2) openbaarde hen duidelijk Zijn ware en juiste weg. Maar noodzakelijkerwijs liet God hen wel de vrije wil om Zijn juiste weg te accepteren of zich tot andere wegen van eigen vinding te keren.

Wat had God dan uiteindelijk met de engelen voor? Onge­twijfeld is het datgene wat nu, vanwege de opstand der engelen, het transcendente potentieel van de mens is geworden!

Als proefterrein, en als gunstige gelegenheid tot positief en actief scheppingswerk, riep God het gehele onmetelijke stoffelijke heelal in het aanzijn.

Nu schiep God niet slechts de materie, maar daarmee verbonden ook energie en wetten zoals de mens die heeft ontdekt op het gebied van de schei- en natuurkunde. God formeerde de mate­rie in zowel organische als anorganische toestand.

En zo komen we dan bij hetgeen geopenbaard wordt in Gene­sis 1:1: “In den beginne [van het fysieke heelal] schiep God de hemel en de aarde.”

Zoals eerder gezegd, staat in onze vertalingen het woord “hemel” in het enkelvoud. Oorspronkelijk werd dit door Mozes in het Hebreeuws in het meervoud geschreven: hemelen. Dit omvat niet alleen onze aarde, maar ook het gehele stoffelijke heelal.

Er is daarom aanwijzing dat op dat tijdstip—na de schep­ping van de engelen—het gehele heelal gelijktijdig met de schepping van onze aarde tot stand kwam. Ik zie hiervan ook in andere bijbelse getuigenissen sterke aanduidingen.

De volmaakte schepping

De Hebreeuwse grondtekst (van de hand van Mozes) duidt op een volmaakte schepping. God openbaart Zich als de Schepper van volmaaktheid, licht en schoonheid. Gods schepping wordt in haar opeenvolgende fasen in de Bijbel beschreven als “zeer goed”—volmaakt.

In dit eerste vers van de Bijbel wordt de oorspronkelijke stoffelijke schepping in haar totaliteit—het heelal met inbe­grip van de aarde, misschien wel miljoenen jaren geleden—beschreven als een volmaakte schepping, prachtig en volko­men voor zover die schepping een voltooid werk was. God is een perfectionist!

In Job 38:4, 7 spreekt God in het bijzonder over de schepping van deze aarde. Hij zegt daar dat alle engelen (geschapen, niet verwekte en geboren “zonen van God”) jubelden van vreugde over deze schepping. Hieruit volgt dat de engelen werden geschapen voordat de aarde—en dus waarschijnlijk ook het stoffelijke heelal—was geschapen. Plane­ten en sterren bestaan uit stoffelijke substantie. Engelen zijn indi­vidueel geschapen geestelijke wezens die uit louter geest bestaan.

Het zal voor velen van u verrassend zijn te horen dat vóór de schepping van de mens engelen onze aarde hebben bewoond. Dit blijkt uit deze tekst in het boek Job.

Vervolgd op Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Derde deel)

Ihp Nl