Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Eerste deel)

Benjamin Child/Unsplash

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Eerste deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 4

Vervolgd van Het ongelooflijke potentieel van de mens eindelijk aan het licht gebracht (Vijfda deel)

Ik heb u reeds uitgelegd wat de geweldige toe­komstmogelijkheden van de mens zijn. Maar waarom heeft God, de Schepper, dit allemaal zo gewild? Waarom besloot de levende God de mens te scheppen en hem op aarde te plaatsen? God doet nooit iets zonder reden.

Om dit te begrijpen, om inzicht te hebben in de hele ontwik­keling door de tijden heen, moeten wij teruggaan naar de prehistorie. Ook deze ontbrekende dimensie in kennis is ons geopenbaard in Gods Woord, dat Zijn boodschap en openbaring van kennis aan de mens is.

Bent u wel eens de bioscoop binnengekomen toen de film al ruim voor de helft voorbij was? U kon het waarschijnlijk niet volgen, want u had niet gezien wat er was gebeurd tot aan het punt waarop u voor het eerst begon te kijken.

Hetzelfde is het geval bij het komen tot een begrip van wat God heeft bereid voor de mensheid—van het uiteindelijke poten­tieel van de mens.

Een goed begrip is alleen mogelijk door te beginnen bij het begin van het verhaal.

Als iemand zou vragen, waar het eigenlijke begin der gebeurtenissen in de Bijbel te vinden is, dan zouden de meesten die ook maar enige kennis van ‘s werelds “bestseller” hebben, antwoorden: “In Genesis, hoofdstuk één, vers één natuurlijk”.

Fout.

Het echte begin, wat tijdsorde betreft, is te vinden in het Nieuwe Testament, in het eerste hoofdstuk van Johannes, vers één. De gebeurtenissen in Genesis kwamen later—mogelijk zelfs miljoenen jaren later.

Wat in Johannes 1:1 staat beschreven, openbaart een bestaan van wellicht lang voor de tijd dat God de aarde en het stoffelijke heelal schiep.

Lees het eens: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.”

De uitdrukking “alle dingen” wordt in Hebreeën 1:3, in de vertaling van Petrus Canisius, evenals in de Engelse Moffatt vertaling, vertaald met “het heelal”. Het gehele universum werd door Hem gemaakt.

Het veertiende vers van Johannes 1 zegt: “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.”

De persoon die het Woord wordt genoemd, was degene die uiteindelijk—nu meer dan 1900 jaar geleden—als Jezus Christus werd geboren.

De naam “het Woord” komt oorspronkelijk van het Griekse logos en betekent in het Nederlands de Woordvoerder. Hij was “in den beginne” niet de Zoon van God. Toch openbaart de Schrift dat Hij altijd heeft en altijd zal bestaan—van “eeuwigheid tot eeuwigheid”. Hij was “zonder vader, zonder moeder, zonder ge­slachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens …” (Hebreeën 7:3).

Denk hier eens goed over na als u wilt.

In het begin bestonden er alleen deze twee Geestelijke Wezens, bestaande in Zichzelf. Zij hadden creatieve krachten; zij hadden een volmaakt en verheven denkvermogen; zij bezaten een vol­maakt, heilig en rechtvaardig karakter.

Maar er was niemand anders—niets anders. Er was nog geen materie, geen stoffelijk heelal. Geen enkel ander levend wezen of ding.

Alleen deze twee, elkaars gelijken van geest en kracht, behalve dat God het opperste gezag had en dat het Woord in volmaakte harmonie onder dat gezag stond. Zij waren van één geest en in absolute overeenstemming.

Alle dingen—het universum en al het bestaande daarin—werden echter gemaakt door de persoon die het Woord wordt genoemd. Zoals we in Efeze 3:9 (Statenvertaling) kunnen lezen: “God, welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus.” En voordat Hij Jezus Christus werd, was Hij “het Woord”. In Zijn leven als mens zei Jezus ook dat Hij alleen datgene sprak wat de Vader Hem ingaf.

Denk daar eens over na!

In de eeuwigheid, zelfs vóór de prehistorie, waren er deze twee Opperwezens. In de leegte van de ruimte. Geen andere levensvormen of levende wezens. Niets!

Zij beschikten echter over een verstand van het allerhoogste niveau. En veel, veel later, schiepen zij mensen naar hun eigen beeld en gelijkenis. Zij begiftigden die mens met denkvermogen. Het moet voor de hand liggen dat het menselijk verstand op dezelfde wijze zou functioneren als dat van de Schepper, al stond het op een lager niveau.

Maar hoe gebruiken wij mensen ons verstand? Wij zijn begiftigd met iets dat verwant is aan scheppingsvermogen. Uit be­staande materialen produceert de mens gebouwen en ingewikkel­de machines. Hoe doet hij dat? Hij ontwerpt ze, maakt tekenin­gen, voordat de eigenlijke constructie begint.

Om een voorbeeld te geven: Na veel gebed erover om te weten wat Gods wil was, kreeg ik de gelegenheid een van ‘s werelds mooiste auditoria te laten bouwen, nl. het Ambassa­dor Auditorium in Pasadena, Californië. Ik heb echter veel denkwerk en planning gedaan. Het grootste en beste architectenbureau ter wereld schakelde ik in om mijn globale idee van een dergelijk gebouw uit te werken tot een voltooid bouwplan. We hebben er twaalf jaar over gedaan om alles te overdenken, te ontwerpen en tot de eigenlijke planning en blauwdrukken van dit auditorium te komen voordat de eerste spade de grond inging. Iedere kubieke centimeter van het auditorium stond op papier voordat er één enkele centimeter in constructie ging.

Hoeveel te meer moeten de grote God en het Woord dan wel niet in hun geest alles hebben overdacht, beraamd en ontworpen voordat de schepping ten uitvoer werd gebracht.

Zij schiepen niet eerst de materie. De wetten en feiten van radioactiviteit geven ons met zekerheid te kennen dat er een tijd is geweest dat dergelijke materie niet bestond.

Als eerste ontwierp en schiep de grote God door het Woord geestwezens—individueel geschapen engelen—miljoenen of wellicht miljarden engelen. Zij bestonden geheel uit geest en ont­vingen leven in Zichzelf—inherent leven—onsterfelijkheid. Maar God schiep in hen ook verstand—denkvermogen om daar­mee te overwegen, te kiezen en te beslissen.

Vervolgd op Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Tweede deel)

Ihp Nl