Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Davidisch verbond (Tweede deel)

Het Davidisch verbond (Tweede deel)

De sleutel van David (hoofdstuk twee)

Vervolg van Het Davidisch verbond (Eerste deel)

Een Eeuwig Verbond

Op pagina 50 van De Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de Profetieën lezen we over het speciale verbond dat God met David maakte met betrekking tot zijn dynastie en deze troon. Zie maar: “Nu komen wij toe aan een ogenschijnlijk ongelooflijk feit—een fantastisch, bijna niet te geloven, maar waar feit! Toen David koning was, sloot God met hem een eeuwig­durend verbond, zonder voorwaarden, een verbond dat God niet kan en wil verbreken! Dit ver­bond is nog verbazingwekkender, en wordt nog minder begrepen, dan het onvoorwaardelij­ke verbond met Abraham!

Ik zou graag willen dat u nu de specifieke aard en het karakter van het verbond dat de Almachtige met David sloot vast in gedachten houdt. Want dit is een uiterst belangrijke schakel in het doel en de opdracht van Christus—een belangrijke sleutel tot begrip!

In 2 Samuël 23 :1 en 5 lezen wij: “Dit zijn de laatste woorden van David: God … heeft … mij een eeuwig verbond gegeven, geordend en in alles verzekerd”. Met andere woorden, een verbond dat eeuwig zal voortduren en niet kan falen!

De heer Armstrong ging toen verder naar 2 Samuël 7 voor meer details aangaande deze verbazingwekkende profetie. “Maar in die nacht kwam het woord des Heren tot Nathan: Ga, spreek tot mijn knecht, tot David: Zo zegt de Here: zoudt gij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? … Wanneer uw dagen vervuld zijn en gij bij uw vaderen te ruste zijt gegaan, dan zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal mijn naam een huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen. Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn. Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der mensenkinderen. Maar mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik haar heb doen wijken van Saul, die Ik voor uw aangezicht heb weggedaan. Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd” (2 Samuël 7:4-5, 12-16). De heer Armstrong spoorde ons dan aan om “nauwkeurig op de volgende punten te letten”:

1) Davids troon werd opgericht en bevestigd met Salomo, de zoon van David.

2) De troon—Davids troon (vers 16)—werd voor eeuwig in Salomo bevestigd (vers 13). Merk op dat hier nergens staat dat God, wanneer Christus komt, de troon in Hem voor altijd zal bevestigen. Er staat dat de troon voor eeuwig in Salomo zou worden bevestigd.

3) Maar wat zou er gebeuren indien Salomo of de Israëlieten niet gehoorzaamden? Zou daardoor het verbond vervallen? In vers 14-15 staat duidelijk dat God hen, als zij ongerechtigheid bedrijven, zal tuchtigen met een roede der mensen, maar Hij zal niet dit verbond verbreken. De troon zal voor altijd blijven bestaan!

4) Let er in het bijzonder op dat God, in geval van ongehoorzaamheid, de troon niet zal wegnemen zoals Hij die van Saul wegnam. Hoe nam God de troon van Saul weg? Door aan Sauls dynastie een einde te maken! Van Saul zat geen enkele zoon ooit op de troon. De dynastie van Salomo zal echter nooit eindigen. De straf op ongehoorzaamheid is kastijding door de handen van mensen.

5) God bevestigde dus definitief deze troon met David en met Salomo. Als nu Davids troon zou ophouden te bestaan, al was het maar voor de tijd van één generatie, zou er dan nog wel sprake kunnen zijn dat God hem voor altijd had bevestigd, zoals God hier beloofde?

Dit is een feit dat als vele feiten in de Bijbel heel weinig bekend is! De Almachtige God sloot met David een absoluut bindend—hoe bindend zullen we nog zien!—verbond, waarbij Hij onvoorwaardelijk garandeerde dat er vanaf dat tijdstip nooit één enkele generatie zou zijn waarin geen afstammeling van David op Davids troon zou zitten als een ononderbroken dynas­tie, regerend over Israëlieten! Dit is de belofte van een gegarandeerde, permanente, ononderbroken dynastie—gedurende alle generaties en voor eeuwig.

Dit is moeilijk te geloven! Toch is dit precies wat God beloofde en onwrikbaar garan­deerde! Voorwaarden waren er niet. Wat er ook zou gebeuren, niets kon het verhinderen. De zonden van het volk zouden er geen verandering in kunnen brengen. De belofte stond onveran­der­lijk vast! (pagina 50-51).

De heer Armstrong heeft grondig bewezen dat deze troon heden bestaat. Er bestaat geen twijfel aan Gods onveranderlijke beloften! De heer Armstrong vervolgde: “Maar anderen zullen wijzen op de uitdrukking: ‘Ik zal bevestigen’ (zie 2 Samuël 7:13) en concluderen dat God mogelijk bedoelde dat Hij die troon bij de wederkomst van Christus voor eeuwig zou bevesti­gen. Ook dit is echter niet juist. Want van wie zou Christus Davids troon moeten overnemen als die troon al eeuwen niet meer bestond? Maar God beloofde duidelijk dat Hij de troon in Salomo zou bevestigen” (pagina 52).

Laten degenen die nog mochten twijfelen eens letten op 2 Kronieken 13:4-5: “Hoort naar mij, Jerobeam en geheel Israël! Is het u niet bekend, dat de Here, de God van Israël, het koningschap over Israël voor altijd aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, een zoutverbond?” Een zoutverbond is een “eeuwig verbond”. De heer Armstrong besloot met: “Dit toont aan dat de bevestiging van de troon op dat moment in het verleden lag! God gaf (heeft gegeven) dit koningschap aan David en zijn zonen—niet aan zijn Zoon, Christus, maar aan zijn zonen, meervoud—onafgebroken voor altijd.

Wie Zat Gedurende al die Generaties op die Troon?

Van wie zal Christus Davids troon overnemen? Waar kunnen we de koninklijke familie vinden die deze troon heden bezet? De heer Armstrong gaat verder met te verklaren dat Davids dynastie voortging tot koning Zedekia, toen, in die tijd koning Nebucadnezar hem gevan­gen naar Babel voerde, waar hij in een gevangenis stierf. Zijn zonen werden gedood en het scheen dat er niemand over was om de dynastie voort te zetten. Maar de profeet Jeremia, die dit alles doorgemaakt had, had een speciale opdracht ontvangen “om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten, om te bouwen en te planten” (Jeremia 1:10). Jeremia nam de dochters van Zedekia en plantte door hen Davids troon opnieuw, in het land waarheen de “verloren tien stammen van Israël” geëmigreerd waren.

De drie overdrachten die volgens de profetie zouden plaatsvinden, om deze dynastie over te brengen, brachten haar naar Ierland, dan naar Schotland en tenslotte naar Engeland, waar zij heden is. En ze zal daar blijven totdat Christus Zelf komt, die er recht op heeft. Als u meer informatie wenst aangaande deze fantastische bijbelse bewijzen, vraag dan het boekje De Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de Profetieën aan.

Christus zal niet op Zijn eigen troon zitten totdat Hij wederkomt. Hij schilderde Zichzelf af als de edelman die naar een vergelegen land ging om voor Zichzelf het Koninkrijk te ontvangen (Lucas 19:12). Christus zal niet op de troon van David zitten tot aan Zijn Tweede Komst naar deze aarde.

Goed Nieuws op Komst

“Te dien tijde zal men Jeruzalem noemen de troon des Heren, en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des Heren te Jeruzalem, en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart” (Jeremia. 3:17).

Christus zal over deze aarde regeren op de troon die Hij zal opeisen bij Zijn glorieuze Tweede Komst. Degenen van ons die zich nu kwalificeren en aan deze kostbare kennis vast­houden die de sleutel van David voor ons ontsluit, zullen met Hem regeren en heersen op die troon. “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openbaring 3:21). Wat een ongelooflijke kans wordt ons geboden. De Kerk die door Christus geleid wordt zal deze “sleutel van David” bezitten. 

Vervolg op Zadok en de Britse troon (Eerste deel)

Wwb Ad Nl2