Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Gods plan voor de vermenigvuldiging van zichzelf! (Tweede deel)

Anna Pritchard

Gods plan voor de vermenigvuldiging van zichzelf! (Tweede deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 6

Vervolgd van Gods plan voor de vermenigvuldiging van zichzelf! (Eerste deel)

HOE was God precies van plan Zichzelf te vermenigvuldigen?

De Vader en het Woord dat Jezus Christus werd, hebben in alle eeuwigheid tezamen bestaan. Zij hadden engelen geschapen, waarschijnlijk vele miljoenen. Een derde van hen werd bij de schepping van de aarde onder leiding van Lucifer op de aarde geplaatst. God vestigde Zijn bestuur over de engelen met Lucifer op de troon. Lucifer verwierp Gods heerschappij. Hij en de engelen werden gediskwalificeerd. Gods bestuur werd niet meer uitgevoerd op aarde, met het gevolg dat de aarde woest en ledig werd en in duisternis verzonk.

Waren er voordat dit gebeurde meer dan de twee, God en het Woord, in de Godfamilie? God openbaart niet dat er meer waren. Was toentertijd het “Woord” de Zoon van God en was God Zijn Vader? Nergens wordt dit aangeduid.

Als er in die voorhistorische tijden een Zoon van God was geweest, dan zou God vóór de geboorte van die Zoon hebben bestaan. Gesteld dat dit het geval was geweest, dan zou de Zoon op het tijdstip van een dergelijke geboorte tot bestaan zijn gekomen. Maar de “Logos”—het Woord—was er, evenals God, eeuwig in Zichzelf bestaande geweest.

Bezie nu het waarlijk ontzagwekkende project dat God begon uit te voeren, nl. de vermenigvuldiging van Zichzelf.

Het is waarschijnlijk dat er vóór deze tijd nooit een levens­vorm met een voortplantingsproces was geschapen. Mogelijk was het allereerste voorbeeld van een zich voortplantend leven dat van het plantenleven ten tijde van de vernieuwing van het aangezicht der aarde (Genesis 1:11-12).

God schiep het stoffelijke heelal voordat Hij de engelen op aarde deed wonen. God schiep de materie met zulke eigenschappen dat er prachtige dingen mee konden worden gemaakt. Er bestaat zowel organische (levende) als anorganische (levenloze) materie. Materie heeft allerlei eigenschappen, zoals energie, zwaartekracht, traagheid. Ontzagwekkende krachten, zoals die van de waterstof­bom, kunnen daaruit worden losgemaakt. De materie bood God datge­ne wat Hij nodig had om Zichzelf te vermenigvuldigen.

Nadat Hij het zich voortplantende vegetatieve leven had geschapen, ging God over tot de schepping van het dierlijk leven met zijn specifieke voortplantingsprocessen, waarbij elk dier naar zijn aard voortbrengt—runderen brengen runderen voort, paar­den paarden, enz.

En toen zei God (Elohim): “Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis [vorm, gestalte] …” (Genesis 1:26). Met andere woorden: naar Gods aard.

God had de engelen uit geest geschapen. Nu bood de materie Hem de eigenschappen die Hij nodig had om Zichzelf te reproduceren.

En “… toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem” (Genesis 2:7)—uit materie.

INDIEN en TOEN de mens zondigde

Op dit punt aangekomen, moeten wij ons eerst bezinnen op een grondbeginsel van Gods regering. Een staat kan niet bestaan zonder een staatshoofd. God plaatste Lucifer op de troon van de aarde. Hij oefende echter niet meer het bestuur van God uit—hij had zich gediskwalificeerd—maar hij (zijn naam was nu veranderd in Satan) moest op die troon blijven, totdat zijn opvolger bevoegd en aangesteld zou zijn. Uit het feit dat Satan er was om de eerste menselijke wezens te verleiden en dat hij ook nu nog ‘de god dezer eeuw’ (2 Corinthiërs 4:4) en ‘de overste van de macht der lucht’ (Efeziërs 2:2) is, blijkt duidelijk dit grondprincipe van Gods bestuur.

Maar bovendien werd het, toen de aarde eenmaal werd bewoond door wezens die in opstand gekomen waren tegen Gods bestuur, toen dat bestuur dus niet meer functioneerde, noodzakelijk dat iemand zich als opvolger van Lucifer (nu Satan) zou kwalificeren. En om bevoegd te zijn het bestuur en de weg (dat is de levenswijze) van God te herstellen, moest de opvolger in feite Satans levenswijze verwerpen en/of zich van Satans weg afkeren.

Maar wat meer is: zij die met Christus zullen regeren, moeten zich eveneens kwalificeren door zich af te keren van Satans weg. Zij moeten dat levenspatroon overwinnen en zich stellen onder de levenswijze van Gods Wet.

Dit wetend, wist God ook dat Satan onvermijdelijk de eerste mens ertoe zou verleiden geen geloof in God te hebben en tot zonde te vervallen. Als de hoogste aartsengel en al zijn engelen tot opstandigheid waren gekomen, dan was de kans groot dat de mens, een lager wezen dan de engelen, ook zou zondigen.

Kunt u zich voorstellen hoe God (de Vader), en met Hem het Woord (eveneens God van de Godfamilie) deze allerhoogste daad van hun schepping beraamden? Het Woord bood vrijwillig aan tijdelijk de hoogste macht en heerlijkheid die Hij altijd had bezeten (Johannes 17:5), op te geven om zich van dit alles te ontdoen, om door God te worden verwekt en te worden geboren in menselijk vlees ten einde de dood te ondergaan (Hebreeën 2:9). Daar God de eigenlijke schepping van de mens had toevertrouwd aan het Woord, zou Hij, wanneer Hij met het doel als een fysiek geboren mens te kunnen sterven, in dat sterven een leven van veel hogere waarde geven dan dat van alle menselijke levens samen, omdat Hijzelf hun Schepper was. En Hij, zowel goddelijk als menselijk, zowel God als mens, zou in de persoon van Christus in staat zijn zonde te vermijden. Dan zou Hij, die geen zonde deed, hoewel Hij in alle verzoekingen kwam waarin wij mensen ook komen, door te sterven, de straf die wij verdiend hebben in onze plaats kunnen voldoen.

Doordat de mens uit stof is geschapen, is hij sterfelijk. De straf van de mens voor de zonde was dus de dood. “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Jezus Christus, onze Here” (Romeinen 6:23).

God de Vader zou dan de macht hebben om Christus uit de dood te doen opstaan tot onsterfelijkheid, en daarmee zou Hij een opstanding tot een onsterfelijk geestelijk leven voor de mens moge­lijk maken.

Zo kreeg Gods meesterplan voor de verwerkelijking van Zijn beoogde doel gestalte. Als de mens zou zondigen (en allen hebben dat gedaan, op Christus na), dan zou hij zo de mogelijkheid hebben tot berouw, tot bekering van zonde en tot verzoening met God, tot Gods wijze van leven. Met andere woorden: hij zou zich tot het bestuur van God kunnen keren, zich daaraan onderwerpen en Christus als zijn Heiland en komende Koning aanvaarden. En Hij, Christus, zou zich kwalificeren om Gods bestuur op aarde te herstellen.

Maar als de zondige mens zich niet zou willen bekeren, als hij zou weigeren Satans wegen te verzaken en Gods gezag over zijn leven te erkennen, wat dan? Dan zou er voor hem de tweede dood zijn (Openbaring 20:14); dan zou hij geheel ophouden te bestaan en het zou worden alsof hij nooit had bestaan (Obadja 16).

Maar was hetgeen ik hierboven heb uiteengezet alles wat God (en de persoon van God en het Woord) moest overwegen? Verre van dat!

Het plan was de mens uit materie te scheppen. Maar hoe zou God Zichzelf nu vermenigvuldigen en misschien miljoenen en mil­joenen wezens in de Godfamilie brengen?

Hiervoor was het nodig dat Gods eigen leven—Zijn godde­lijk leven—aan de mens werd verleend. God is een Geest. Hij bestaat uit geest.

Dit is echter pas mogelijk nadat Gods eigen heilige, recht­vaardige en volmaakte karakter in iedere mens tot stand is geko­men door het berouw, de bekering en het geloof van die mens tijdens zijn aardse, sterfelijke leven.

Hoe wonderbaarlijk is het plan dat God zich voorstelde. Hij zou de mens uit materie vormen, zodat de mens als hij volledig zou falen, zou kunnen worden vernietigd, zou kunnen worden als had hij nooit bestaan. God maakte de mens dus van stof, naar Gods beeld en gelijkenis, zodat de mens kon worden veranderd van stoffelijk tot geestelijk, als een uit geest bestaand lid van de Godfamilie.

Kunt u bevatten welk een weergaloze wijsheid, welk een creatieve denkkracht ons transcendente menselijke potentieel mogelijk maakte?

Eerst vormde God plantaardig leven, de flora. Dit was levende materie, die zichzelf kon voortplanten, maar zonder bewustzijn, zonder hersenen. Daarna schiep God de fauna, het dierlijk leven, waarin hij hersenen met een zekere mate van bewustzijn aanbracht, zonder echter het vermogen logisch te denken en besluiten te nemen. Maar de mens, die bestemd was om in de Godfamilie te worden geboren, zou een verstand gelij­kend op dat van God moeten hebben; het vermogen om logisch te denken en besluiten te nemen om een op God gelijkend karakter te ontwikkelen.

Hoe was dit alles mogelijk? Goed beschouwd zijn de herse­nen van een olifant, een walvis of een dolfijn in opbouw en kwali­teit vrijwel gelijk aan die van de mens en in omvang zelfs groter. De hersenen van een chimpansee zijn ook vrijwel gelijk, alleen iets kleiner. Waarom is desondanks het menselijk verstand zo veruit superieur aan de vermogens van de dieren?

Vervolgd op Overbrugging van de kloof tussen de stoffelijke mens en de uiteindelijk uit Geest bestaande kinderen Gods (Eerste deel)

Ihp Nl