Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Vierde deel)

Mark Basarab

Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Vierde deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 4

Vervolgd van Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Derde deel)

De grote Lucifer

Voordat we aan de mens toe zijn, moeten we eerst nader ingaan op het prehistorische tijdperk.

Hoe kwam het dat de engelen tot zonde vervielen? Hoe is het begonnen?

Vergeet niet dat God de Schepper alles in stand houdt en verbetert wat Hij door Zijn almachtig bestuur heeft geschapen. Wat Hij heeft geschapen is er om gebruikt te worden. Deze aarde zou oorspronkelijk door engelen worden bewoond en gebruikt.

Toen God engelen—blijkbaar een derde van alle engelen (Openbaring 12:4)—op de pas geschapen, volmaakte en schitterend mooie aarde deed wonen, plaatste Hij over hen, op een troon om Zijn bestuur uit te oefenen, een aartsengel, een verheven cherub, Lucifer. Er waren slechts twee andere cherubijnen van deze emi­nent hoge rang, namelijk Michaël en Gabriël.

Voor zover ons geopenbaard is, zijn deze drie de hoogste engelen, of uit geest bestaande wezens die God kon scheppen. Deze Lucifer was een hoog verheven wezen van indrukwekkende majesteitelijke schoonheid, met suprème kennis, wijsheid en macht—zoals God hem had geschapen was hij volmaakt. Maar God schiep in hem noodzakelijkerwijs ook het vermogen te kunnen kiezen en beslissen, anders zou hij geen wezen met een geheel eigen individualiteit en karakter zijn geweest.

U moet zich de verheven heerlijkheid van dit hoogste van de door God geschapen wezens goed voor ogen stellen. Op twee verschillende plaatsen in de Bijbel wordt verteld over zijn oorspronke­lijke staat.

Zie allereerst wat er in Jesaja 14 wordt geopenbaard (dit fameuze hoofdstuk begint met de tijd die spoedig komen gaat, de tijd waarin de eeuwige God zal hebben ingegrepen in het wereld­gebeuren. Het volk Israël—niet noodzakelijkerwijs of uitsluitend de huidige Israëli’s of Juda—zal als slaven gevangen zijn geno­men en God zal dan tussenbeide komen en hen terugvoeren naar het hun oorspronkelijk beloofde vaderland): “En het zal geschieden ten dage, wanneer de Here u rust geeft van uw smart en van uw onrust en van de harde dienst die men u heeft laten verrichten, dat gij dit spotlied op de koning van Babel zult aanheffen: Hoe heeft de drijver opgehouden, opgehouden is de verdrukking! De Here heeft de stok der goddelozen verbroken, de scepter der heersers, die in verbolgenheid zonder ophouden natiën sloeg, die in toorn volken vertrad in meedogenloze vervolging” (vs. 3-6).

Hier wordt niet gesproken over Nebukadnezar, de koning van Babylon. De tijd waarvan hier sprake is, ligt nog voor ons, hoewel niet meer veraf. Hier wordt de hedendaagse opvolger van de historische Nebukadnezar bedoeld, degene die heerser zal zijn over het spoedig komende, herleefde “Heilige Roomse Rijk”, een soort “Verenigde Staten van Europa”, een unie van tien naties die zal ontstaan uit of na de huidige EG waarvan Groot-Brittannië géén deel zal uitmaken.

Dit verenigde Europa zal Israël veroveren—als u weet welk Israël ik hier bedoel, in elk geval niet het volk Juda, de huidige Israëli’s. Dit alles houdt verband met een aantal andere profetieën waarop wij echter in dit korte bestek niet nader kunnen ingaan.

Deze “koning van Babel” zal in de tijd waarover deze profe­tie spreekt, geheel verslagen zijn door het ingrijpen van de levende Christus in Zijn volle macht en heerlijkheid. Laten we verder lezen:

“De gehele aarde heeft rust, is stil; men breekt uit in gejubel; zelfs de cypressen verheugen zich over u, de ceders van de Liba­non. Sinds gij neerligt, klimt niemand naar ons op om ons te vellen” (vs. 7-8).

(Hier wil ik een interessant stukje informatie inlassen. De ceders van de Libanon, beroemd in de Bijbel, zijn bijna allemaal omgehakt. Er is, hoog in de bergen, nog slechts een klein groepje van deze bomen over. Ik heb ze gezien en er een foto van gemaakt. De mooiste exemplaren van de ceders van de Libanon die nog op de aarde zijn bevinden zich op de campus van het Ambassador College in Engeland. Wij zijn er zeer op gesteld. Het is interessant om te zien dat deze profetie, die zo’n 500 jaar v.Chr. werd geschreven, het feit vermeldde dat deze statige, mooie bomen zozeer geveld zouden worden.)

In deze passage uit Jesaja 14 wordt gesproken over de ondergang van deze toekomstige koning door toedoen van de verheerlijkte, almachtige Christus. En wordt daarin over deze koning gesproken als Satans voornaamste politieke heerser en militaire vernietiger die, geheel misleid door Satan, in de vlak voor ons liggende jaren zal optreden.

Dan, in vers 12 springt de tekst van dit menselijke, aardse type van Satan zonder meer over op Satan zelf, de vroegere aarts­engel Lucifer.

“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads, hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!” De voormalige engel Lucifer liet dit overweldigen doen door de menselijke politiek-militaire leider die hij in zijn macht had en over wie in de eerste elf verzen wordt gesproken.

De naam “Lucifer” betekent “schitterende morgenster” of “lichtdrager” zoals God hem oorspronkelijk had geschapen. Dan leest u verder: “En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstij­gen boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het Noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen” (vs. 13-14). Let erop dat Lucifer een troon had—hij was een heerser, een vorst. Zijn troon stond op deze aarde en hij wilde ten hemel opstijgen. Het is inderdaad zonneklaar dat Lucifer niets minder van plan was dan de Schepper God van Zijn troon te stoten en zelf de allerhoogste god te worden.

Hij was duidelijk van plan zelf de plaats van God als heerser over het heelal in te nemen.

Maar uiteindelijk keert de tekst terug tot het menselijke type: Integendeel, in het dodenrijk [Hebreeuws sjeool] wordt gij neergewor­pen, in het diepste der groeve (vs. 15).

Vanaf dit punt keert de gedachte terug tot de menselijke koning. Lucifer was het hoogste meesterwerk van Gods schep­pingsmacht. Als een individueel geschapen wezen dreigde hij, evenals het monster van Frankenstein, nu zijn eigen maker te vernietigen en al diens heerschappij over het universum voor zichzelf op te eisen.

Zijn op opstand gebaseerde bestuur was niet gegrondvest op het beginsel van liefde, van geven, van welgemeende zorg voor het welzijn van anderen, maar het berustte op zelfzucht, op ijdelheid, hebzucht en begeerte, op afgunst, rivaliteit en haat, op geweldda­digheid en verdelging, op duisternis en bedrog in plaats van op licht en waarheid, op lelijkheid in plaats van op schoonheid.

Ga nu eens naar de andere bijbelplaats, Ezechiël 28, waar Gods schepping van de cherub Lucifer wordt beschreven.

Vervolgd op Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Vijfde deel)

Ihp Nl