Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Jeremia’s Mysterieuze Opdracht (Tweede Deel)

Sushobhan Badhai/Unsplash

Jeremia’s Mysterieuze Opdracht (Tweede Deel)

De Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de profetieën (Hoofdstuk Drie)

Vervolg van  Jeremia’s Mysterieuze Opdrachts (Eerste Deel)

J

eremia, met het Koninklijk Zaad voor de Herplant, Ontsnapt

Spoedig werd Ismaël als leider door een man die Johanan heette ver­vangen. En uit vrees voor represaillemaatregelen van Nebucadnezar en het leger der Chaldeeën deden zij een beroep op de profeet en “zij zeiden tot de profeet Jeremia: Laat toch onze smeking bij u gehoor vinden en bid voor ons tot de Here, uw God … dat de Here, uw God, ons te kennen geve, welke weg wij moeten gaan en wat wij moeten doen” (Jer. 42:2-3).

Het woord des Heren kwam tot Jeremia, en zei hem niet te vrezen, Hij zou hen beschermen en bevrijden. Maar het volk wilde naar Egypte vluchten. De Here waarschuwde hen dit niet te doen. Als ze dit toch deden zou het zwaard van Nebucadnezar, waarvoor ze bang waren, hen daar achterhalen en zij zouden sterven (Jer. 42:7-16).

Maar zoals gewoonlijk, verwierpen de mensen Gods waarschuwing. “Gij spreekt leugens”, antwoordde Johanan Jeremia (Jer. 43:2-3).

Maar Johanan nam “ het gehele overblijfsel van Juda … de mannen, de vrouwen en de kinderen, de dochters van de koning en … de profeet Jeremia en Baruch, de zoon van Neria [Jeremia’s schrijver of secretaris] en zij trokken naar het land Egypte” (Jer. 43:5-7).

Toen ze Egypte bereikten waarschuwde God deze Joden nogmaals dat ze daar door het zwaard en de honger zouden omkomen en dat “ zij er niet zullen terugkeren, behalve enkele vluchtelingen (Jer. 44:14). Ja enkelen in dit gezelschap staan onder goddelijke bescherming. Er moet een goddelijke missie volbracht worden. Zij zullen ontkomen! De Here gaat verder: “En, aan het zwaard ontkomen, zullen weinigen in getal uit het land Egypte naar het land van Juda terugkeren” (Jer. 44:28).

Baruch was Jeremia’s vaste metgezel en secretaris. Het is van belang hier te letten op Gods belofte van bescherming voor hem: “Zo zegt de Here, de God van Israël, van u, o Baruch:  … zie, wat Ik gebouwd heb, breek Ik zelf af en wat Ik geplant heb, ruk Ik zelf uit, [zelfs dit ganse land—SV] … maar Ik geef u uw leven ten buit in alle plaatsen waar gij zult heengaan” (Jer. 45:2-5). Baruchs leven stond, evenals dat van Jeremia, onder goddelijke bescherming!

Jeremia, Baruch en het koninklijke zaad, om Davids troon te herplanten en te herbouwen, zouden allen onder goddelijke bescherming ontsnappen en naar het land van Juda terugkeren!

Toen moesten Jeremia en zijn gezelschap naar een vreemd land reizen dat ze niet kenden (Jer. 15:11-14—SV).

Laat nu Jesaja deze profetie afmaken: “Want van Jeruzalem zal een overblijfsel uitgaan, en van de berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van de Here der heerscharen zal dit doen … 

Immers wat van het Huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal OPNIEUW NAAR BENEDEN WORTEL SCHIETEN EN NAAR BOVEN VRUCHT DRAGEN” (Jes. 37:32, 31).

Dit overblijfsel bij Jeremia—tenminste één van de dochters van de ­koning—zal naar beneden wortel schieten! Dat betekent: opnieuw geplant worden!

En dan naar boven vrucht dragen! Gebouwd worden! Is God tekort geschoten in Zijn plechtig verbond om Davids troon in stand te houden? Waar vond dit bouwen en planten plaats? Kunnen we dat in Gods Woord vinden? Jazeker! De plaats en het volk waar de troon opnieuw gevestigd werd zijn duidelijk aangegeven! 

Wordt vervolgd …

Usbp Nl Bo