Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Mysterie van de Kerk (zeventiende deel)

Michael D Beckwith/Unsplash

Het Mysterie van de Kerk (zeventiende deel)

Vervolg van Het Mysterie van de Kerk (zestiende deel)

Surrogaat-Christendom

Reeds was het doek neergelaten over de geschiedenis van de ware Kerk. U leest erover in het boek Handelingen, maar veel verder gaat het niet. Maar het doek schijnt weer omhoog te gaan en omstreeks 150 n.Chr. beginnen wij wat van de geschiedenis te ontdekken. Wij zien dan een kerk die zich Christelijk noemt, maar het is een totaal andere kerk, even verschillend als de nacht van de dag, of als onder van boven, of als zwart van wit. Maar zij noemde zichzelf Christelijk.

Wij citeren nu uit een geschiedenisboek, The Decline and Fall of the Roman Empire, Deel 1, hoofdstuk 15: „De schaarse en verdachte gegevens over de kerkelijke geschiedenis stellen ons zelden in staat de donkere wolk die over de eerste eeuw van de Kerk hangt te verdrijven.” Ik heb dit vaak „de verloren eeuw” genoemd, omdat de geschiedenis van die Kerk in die tijd verloren geraakt was.

Geleerden en kerkhistorici erkennen dat er van de gebeurtenissen in de vroege Christelijke Kerk tussen 50 en 150 n.Chr. slechts vage omtrekken zijn te zien—alsof ze door een dichte mist zijn verduisterd.

De bekende Britse geleerde Samuel G. Green schreef in A Handbook of Church History: „De dertig jaar na het afsluiten van de nieuwtestamentische canon en de verwoesting van Jeruzalem zijn in waarheid de meest duistere in de geschiedenis van de Kerk. Wanneer wij in de tweede eeuw komen, zijn wij, in belangrijke mate, in een veranderde wereld.”

In Lectures on Ecclesiastical History schreef William Fitzgerald: „Over deze overgangsperiode, die onmiddellijk volgt op het tijdperk dat terecht apostolisch wordt genoemd, hangt een grote duisternis.

In The Course of Christian History schreef William J. McGlothlin: „Maar het Christendom zelf was, naarmate het zich verbreidde, in [het] proces van transformatie en was aan het eind van deze periode in veel opzichten heel anders dan het apostolische Christendom.”

In History of the Christian Church schreef Philip Schaff: „De resterende dertig jaar van de eerste eeuw zijn in een mysterieus donker gehuld, slechts verlicht door de geschriften van Johannes. Dit is een periode van de kerkgeschiedenis waarover wij het minst weten en wij het meest zouden willen weten.”

Maar als wij heel scherp door deze mist heen kijken, beginnen wij enigszins te zien wat er gebeurde.

De wereld waarin Christus Zijn Kerk stichtte was de wereld van het Romeinse Rijk, het grootste en machtigste wereldrijk dat ooit had bestaan. Het strekte zich uit van Engeland tot in de oostelijkste uithoeken van het tegenwoordige Turkije en omvatte volken van vele verschillende achtergronden en culturen onder een enkel regeringsstelsel.

Rome regeerde met harde hand, maar de onderworpen volken genoten binnen de grenzen van de Romeinse wet een aanzienlijke mate van vrijheid. Mits alle burgers en veroverde volken aan de Romeinse keizer de verschuldigde eer bewezen, werd hun toegestaan hun godsdienstovertuigingen te praktizeren en de goden van hun voorouders te aanbidden.

Na de Pinksterdag begonnen de apostelen de instructie van Christus op te volgen om de hele wereld in te gaan en het evangelie van het koninkrijk te prediken. Toen het Christendom zich eenmaal vanuit Judea naar de heidense landen in het noorden verbreidde, begon de confrontatie met mensen die de heidense godsdiensten van Babylon, Perzië en Griekenland aanhingen.

De apostelen kwamen in contact met Simon Magus, een door zichzelf aangestelde leider van een cultus die diep in de mysteriereligie van het oude Babylon was geworteld.

Simon Magus’ komplot om zich een invloedrijke positie in de vroege Kerk te kopen werd door Petrus verijdeld (Handelingen 8). Maar al spoedig volgden er andere valse leraars.

In zijn oudste brieven waarschuwde Paulus de jonge gemeenten van Griekenland en Galatië dat zij gevaar liepen af te wijken naar een ander evangelie: een vals begrip van Christus en Zijn boodschap. Naarmate valse dienaren met hun leer, die onder zware invloed van de godsdiensten van Babylon en Perzië stond, gestaag de gemeenten infiltreerden, werd het evangelie van Christus afgezwakt.

Naarmate de eerste eeuw vorderde moedigden de oorspronkelijke apostelen de leden aan trouw te blijven.

Judas, de broer van Jezus, drong er bij de leden op aan te strijden voor het geloof dat eenmaal was overgeleverd (Judas 3).

De apostel Johannes waarschuwde de leden zich niet in te laten met degenen die valse doctrines introduceerden (2 Johannes 10).

Velen die zich Christen noemden waren niet werkelijk bekeerd. Gedurende deze periode hadden evenwel allen die zich Christen noemden zwaar te lijden van de Romeinse autoriteiten, omdat zij weigerden de keizer te aanbidden.

In 64 n.Chr. gaf de krankzinnige Nero de Christenen de schuld van de brand van Rome en vervolgde hen meedogenloos. Duizenden stierven de marteldood.

Spoedig daarna kwamen de Joden van Palestina tegen de Romeinse autoriteiten in opstand. In 70 n.Chr. werd de opstand neergeslagen en Jeruzalem verwoest.

Een klein aantal ware Christenen uit Jeruzalem vluchtte over de bergen naar de veiligheid van Pella.

Zeven kerktijdperken

Het boek Openbaring bevat zeven boodschappen aan zeven gemeenten die aan het einde van de eerste eeuw n.Chr. in Klein-Azië bestonden.

Deze gemeenten—Efeze, Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea—lagen langs een der postroutes van het oude Romeinse Rijk.

Ruiters volgden deze route om boodschappen te brengen van stad tot stad.

De boodschappen aan de zeven gemeenten bevatten woorden van zowel bemoediging als correctie en tonen duidelijk de overheersende kenmerken van elk van de gemeenten in die tijd.

Maar deze boodschappen waren bedoeld voor een groter publiek dan de Christenen in deze kleine steden.

Ze vormen een reeks opmerkelijke profetieën waarmee synoptisch de toekomst van de ware Kerk werd voorspeld, vanaf de dag dat zij begon, op Pinksteren 31 n.Chr., tot aan de wederkomst van Christus.

De geschiedenis van de Kerk zou in zeven verschillende tijdperken uiteenvallen, elk met zijn eigen sterke en zwakke punten en zijn eigen speciale beproevingen en problemen.

Evenals een boodschap de postroute van Efeze naar Laodicea kon afleggen, zo zou de waarheid van God van tijdperk tot tijdperk worden doorgegeven.

Het is te vergelijken met een estafettewedstrijd, waarbij het stokje van de ene aan de andere renner wordt doorgegeven, waarbij elk zijn deel doet, tot de eindstreep is bereikt.

Op een bepaald moment gedurende de eerste decennia van de tweede eeuw werd het estafettestokje van het Efeze tijdperk doorgegeven aan de mensen die God tot het Smyrna tijdperk van Zijn Kerk riep.

Daar zij zonder macht waren, vaak vervolgd en als ketters verworpen waren, verloor de wereld hen uit het oog. In plaats daarvan kwam er uit de verloren eeuw een kerk tevoorschijn die gestaag in populariteit groeide, maar steeds verder van het evangelie dat door Jezus was onderwezen, afdwaalde.

Onder de Romeinen ontstond steeds weer op verschillende tijdstippen vervolging, tot aan de vierde eeuw, toen Constantijn de gedegenereerde Kerk van die periode als officiële religie van het wereldrijk erkende.

De Kerk die door hem werd erkend verschilde in die tijd echter zeer sterk van de Kerk die door Jezus werd gesticht. De doctrines en leerstellingen die Hij Zijn apostelen had onderwezen lagen nu begraven onder de pracht en praal, de ceremonieën, mysteriën en rituelen van een kerk die zich met de naam van Christus noemde. In wezen was het de Babylonische mysteriereligie, die zich nu Christelijk noemde en de doctrine van genade aannam, maar deze in wetteloosheid veranderde. Met andere woorden, het was de oude heidense Babylonische mysteriereligie in een nieuwe jas: „Christendom”.

Toen Constantijn haar eenmaal had erkend, ging deze Kerk met hernieuwde energie aan het werk om haar boodschap in de wereld bekend te maken. Leraars en predikers trokken naar alle delen van het Romeinse Rijk met een boodschap over Christus. Duizenden, wellicht miljoenen, hoorden dit evangelie en geloofden het. Maar het was niet het evangelie dat door Christus was gepredikt: Zijn profetische boodschap van het komende koninkrijk van God. 

Vervolgd op Het Mysterie van de Kerk (achttiende deel)

Moa Ad Nl