Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Mysterie van de Kerk (twaalfde deel)

Isaac Ordaz/unsplash

Het Mysterie van de Kerk (twaalfde deel)

Mysterie der eeuwen (Hoofdstuk zes)

Vervolg van Het Mysterie van de Kerk (elfde deel)

K

erk nog vleselijk

Waarom heeft God in wijsheid geleidelijk gehandeld, met één stap tegelijk? Weinig mensen beseffen hoe groot Gods doel is!

De leden van de Kerk zijn, na alle jaren van zondigen, waarbij het leven van God was afgesneden, en ondanks dat zij na een eerste bekering zijn veranderd en Gods Heilige Geest hebben ontvangen, nog „zuigelingen in Christus”, nog steeds veel meer vleselijk dan geestelijk ingesteld.

Laten wij dit goed begrijpen!

Zoals zij in eerste instantie in dit leven wordt geroepen, is de Kerk nog niet in staat de aarde te regeren en met Christus te zitten op de troon waarop God oorspronkelijk Lucifer plaatste. De Kerk is nog niet in staat de regering van God ten uitvoer te brengen.

En daarom heeft God Zijn regering in Zijn Kerk geplaatst. En Daarom is Gods bestuur in de Kerk theocratisch in plaats van democratisch. Daarom heeft God bestuursrangen in Zijn Kerk ingesteld: apostelen, evangelisten, oudsten, zowel predikende als niet-predikende, „totdat wij [in de Kerk] de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Efeziërs 4:13). Het is geen kwestie van het te hebben „gemaakt in het koninkrijk” na te zijn gedoopt, maar een kwestie van geestelijke groei en ontwikkeling in kennis en in rechtvaardig karakter. Daarom is het bestuur hiërarchisch van vorm: bestuur van God van de top naar beneden, niet van de laagste naar boven. Anders zouden degenen onderaan God regeren!

Het is hetzelfde bestuur waarmee Christus vanaf het begin van het millennium alle volken zal regeren!

En daarom ook heeft Satan dissidenten in Gods Kerk listig beïnvloed om haatdragend en verbitterd jegens Gods regering te worden—waarom sommigen de Kerk hebben verlaten!

De kerken van deze wereld „het traditionele Christendom”—spreken niet over de regering van God. Zij zien Jezus niet als de komende Wereldheerser. Zij verkondigen niet dat Jezus de komende Koning is, maar alleen de Verlosser. Teksten die spreken over Christus als Koning en komende Heerser en over het regeren van het koninkrijk van God negeren en verwerpen zij. En dat wil zeggen dat zij in hun onderwijs en prediking de evangelieboodschap van Christus verwerpen en negeren! Zij leren dat iemand reeds behouden is na het „ontvangen” (aannemen) van Christus!

Ik herhaal: de individuele mens die door God wordt geroepen en aan Zijn Kerk wordt toegevoegd is, bij zijn aanvankelijke bekering, nog in de verste verte niet in staat macht te ontvangen om over de naties te regeren!

Hij wordt een „zuigeling in Christus” genoemd. Hij heeft, als hij in dit voorbereidende menselijke stadium berouw heeft en zich werkelijk bekeert, daadwerkelijk een deel van de Heilige Geest van God ontvangen. Zo lezen wij in Romeinen 8:16: „Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.”

Maar wij moeten geestelijk groeien voordat wij in staat zijn te regeren over steden en naties en degenen die zich bekeren te onderwijzen.

Zoals de apostel Paulus zei tot degenen in de Kerk van de eerste eeuw die geestelijk niet groeiden: „Opdat gij niet traag wordt, maar navolgers moogt zijn van hen, die door geloof en geduld de beloften beërven. Want toen God aan Abraham Zijn beloften deed, zwoer Hij, omdat Hij bij niemand hoger kon zweren, bij Zichzelf, zeggende: Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen” (Hebreeën 6:12-14).

Wij zijn reeds de verwekte, hoewel nog ongeboren kinderen van God. Evenals in een rechtstreekse vergelijking het embryo of de foetus in de aanstaande moeder nu al het kind van zijn ouders is, ook al is het nog niet geboren. Daarom merk ik in het voorbijgaan op: Abortus is moord!

Dit brengt ons tot een uiterst belangrijk doel en gewichtige taak van de Kerk!

Vanaf vers 22 van Galaten 4 staat een allegorie over de twee verbonden: het Verbond dat bij de berg Sinaï met het volk Israël werd gesloten en het Nieuwe Verbond dat bij Christus’ terugkeer zal worden gesloten. De dienaren in de Kerk zijn niettemin „[bekwame] dienaars van een nieuw verbond” (2 Corinthiërs 3:6).

De Kerk is een deel van, en een voorbereidende fase op het uiteindelijke sluiten van, het Nieuwe Verbond.

In deze allegorie van de twee verbonden wordt de Kerk „ons aller moeder” genoemd, dat wil zeggen, de moeder van de leden van de Kerk.

Let dus op de rechtstreekse overeenkomst. God vermenigvuldigt zich door middel van mensen. Hij schonk ons het vermogen onszelf te vermenigvuldigen. En de menselijke voortplanting is een precieze afspiegeling van Gods geestelijke voortplanting!

Menselijke voortplanting—een beeld van geestelijk behoud

Laten wij nu zien en begrijpen hoe de menselijke voortplanting een beeld is van het geestelijke behoud!

Elk menselijk leven komt van een nietige eicel of ovum. Dit wordt in het lichaam van de moeder geproduceerd. Een ovum heeft ongeveer de grootte van een speldepunt. Wanneer het sterk wordt vergroot is er een kleine kern, de nucleus, te zien. Het ovum heeft, van zichzelf, een zeer beperkte levensduur! Sommige artsen en wetenschapsmensen geloven dat het leven ervan slechts omstreeks 24 uur duurt, tenzij het wordt bevrucht door een spermacel van een man. Er kan menselijk leven aan worden verleend door een spermacel die in het lichaam van de vader wordt geproduceerd. De spermacel is de kleinste cel in het menselijk lichaam: ongeveer een vijftigste van de grootte van een ovum. De spermacel (spermatozoön—meervoud spermatozoa) verenigt zich, als het een ovum is binnengedrongen, met de nucleus daarvan. Dit verleent leven, fysiek menselijk leven, aan het ovum.

Het is evenwel nog geen geboren menselijk wezen. Het menselijke leven is alleen nog maar verwekt. Gedurende de eerste vier maanden wordt het een embryo genoemd. Daarna heet het, tot de geboorte, een foetus. Dit menselijke leven begint zeer klein ter grootte van een nietige speldepunt en de spermacel die het voortbrengt is de kleinste cel in het menselijk lichaam!

Is het eenmaal verwekt, dan moet het, door middel van de moeder, worden gevoed en onder­houden met fysiek voedsel uit de grond. Van deze fysieke voeding moet het groeien, en groeien, en groeien—totdat het, na negen maanden, lichamelijk groot genoeg is om te worden geboren. Naarmate het groeit ontwikke­len zich geleidelijk de fysieke organen en kenmerken. Spoedig vormt zich de wervelkolom. Er vormt zich een hart dat begint te kloppen. Andere inwendige organen worden gevormd. Dan ontstaat, heel geleidelijk, een lichaam, een hoofd, benen en armen. Uiteindelijk begint er haar op het hoofd te groeien, nagels aan vingers en tenen ontwikkelen zich en de gelaatstrekken nemen geleidelijk vorm aan. Na ongeveer negen maanden is de gemiddelde gezonde foetus gegroeid tot een gewicht van omstreeks zes tot negen pond, en is gereed om te worden geboren.

Een mens moet door een menselijke vader worden verwekt. Om te worden wedergeboren—opnieuw te worden geboren uit de Geest—uit God—moet men eerst worden verwekt door de geestelijke Vader, de Almachtige God.

De verbazingwekkende overeenkomst

Zie nu hoe de verwekking als mens, de periode van groei, en de geboorte het verbazend identieke type is van geestelijk behoud—van het uit God geboren worden—van het ontvan­gen van eeuwig leven in het koninkrijk van God, de Godfamilie, waarin wij kunnen worden geboren!

Iedere volwassen mens is in geestelijk op­zicht een „ei” of „ovum”. In dit geestelijke ovum bevindt zich een nucleus: het menselijke verstand met zijn menselijke geest. Dit geestelijke „ovum” heeft, van zichzelf, een zeer beperkte levensduur, vergeleken met het eeuwige leven, van gemiddeld zo’n 70 jaar. Er kan evenwel geestelijk, goddelijk, onsterfelijk leven aan worden verleend door het binnendringen van de Heilige Geest, die direct van de Persoon van God de Vader komt. Deze Geest van God verenigt zich met de nucleus van het menselijke ovum, dat de geest en het verstand van de mens is, en verleent ons tevens de goddelijke natuur (2 Petrus 1:4). Tot nu toe hadden wij slechts een menselijke, vleselijke of zinnelijke natuur.

Zoals de menselijke spermacel de kleinste menselijke cel is, zo beginnen veel pas verwekte Christenen met een uiterst klein deel van Gods Heilige Geest en karakter. Velen zijn in het begin wellicht nog steeds ongeveer 99,99 procent vleselijk! Dat was kennelijk het geval met de leden van de Kerk van God te Corinthe (1 Corinthiërs 3:1-3). De apostel Paulus zei dat hij hen nog steeds met geestelijke melk moest voeden, nog niet met volwassen geestelijk „voedsel.” Zeer zeker waren zij nog niet „wedergeboren.

Welnu, zoals de fysieke mannelijke spermacel zijn weg vindt naar, en zich verenigt met de nucleus in het ovum, zo dringt Gods Geest in en verbindt zich met de geest en het verstand van de mens! Er is, zoals eerder uiteengezet, een geest in de mens. Deze menselijke geest heeft zich verbonden met de hersenen teneinde het menselijke verstand te vormen. Gods Geest verenigt zich met onze geest en getuigt met onze geest dat wij nu reeds kinderen van God zijn (Romeinen 8:16). En Gods Heilige Geest, die nu in ons verstand met onze menselijke geest is verbonden, verleent aan ons verstand het vermogen om geestelijke kennis te begrijpen (1 Corinthiërs 2:11), kennis die het fysiek ingestelde verstand niet kan bevatten.

In ons is nu de aanwezigheid van eeuwig leven—Goddelijk leven door Gods Geest. In dezelfde zin was het menselijke embryo een reëel menselijk leven dat vooralsnog niet was ontwikkeld. Onsterfelijke geestelijke wezens—uit God geboren—zijn wij echter nog niet, evenals het menselijke embryo nog niet uit zijn menselijke ouder is geboren, nog niets heeft geërfd, nog niets bezit, maar een fysieke erfgenaam is (Romeinen 8:17). Indien evenwel Gods Heilige Geest in ons woont, zal God, bij de opstanding, ons sterfelijke lichaam „opwekken” tot onsterfelijkheid door zijn Geest „die in ons woont” (Romeinen 8:11; 1 Corinthiërs 15:49‑53).

Wij zien nu hoe de verbazingwekkende parallel zich voortzet!

Vooralsnog zijn wij geen geboren Goddelijke Wezens. Wij zijn nog niet samengesteld uit geest, maar uit fysieke materie. Het goddelijke leven is alleen nog maar verwekt. Dit goddelijke karakter begint zo uiterst klein dat er hoogstwaarschijnlijk niet veel van is te zien, afgezien van het vuur van de vervoering van de geestelijke „romance” dat wij in die „eerste liefde” van de bekering kunnen uitstralen, geestelijk gesproken. Maar wat betreft geestelijke kennis en ontwikkeld geestelijk karakter, daarvan is nog niet veel merkbaar. 

Vervolgd op: Het Mysterie van de Kerk (dertiende deel)

Moa Ad Nl