Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Het Mysterie van de Kerk (achtste deel)

Adolfo Félix/Unsplash

Het Mysterie van de Kerk (achtste deel)

Mysterie der eeuwen (Hoofdstuk zes)

Vervolg van Het Mysterie van de Kerk (zevende deel)

B

ehoud nu slechts voor enkele mensen

Laten wij nu, alvorens verder te gaan, goed begrijpen waarom tot nu toe slechts een uiterst klein aantal mensen tot behoud is geroepen—waarom de wereld als geheel van God is afgesneden—waarom de wereld nog niet wordt geoordeeld—waarom zij „behouden” noch „verloren” is!

Tenzij of totdat een nakomeling van Adam zich kon kwalificeren waar Adam faalde, en Satan zou overwinnen en verslaan—de straf van de menselijke zonde kon ondergaan en de wereld van Satan kon loskopen—kon niemand Gods regering herstellen, en kon niemand eeuwig Goddelijk leven ontvangen!

Het verheven meesterplan voor de verwezenlijking van Gods doel—de vermenigvuldiging van Zichzelf—vereiste dat de zelfstandig bestaande „Logos” [het „Woord”] als een zoon van Adam in het menselijk vlees zou worden geboren. Maar ook vereiste dit plan dat Hij als de enig verwekte Zoon van God zou worden geboren!

De Messias, en Hij alleen, zou in staat zijn Satan te overwinnen en te verslaan—zich te kwalificeren om Satan op de troon van de aarde te vervangen! Alleen door Hem konden de nakomelingen van Adam met God worden verzoend, Gods Geest ontvangen, Gods zonen worden, de Goddelijke Wezens door wie God uiteindelijk Zichzelf zal hebben vermenigvuldigd!

Wat een groots en ongelooflijk meesterplan voor zo’n verheven doel! Hoe groot is de eeuwige God die het ontwierp!

Dit schitterende plan van God vereiste derhalve noodzakelijkerwijze, dat de nakomelingen van Adam in het algemeen nog niet zouden worden geoordeeld! God heeft hen aan zichzelf overgelaten, waarbij Hij heel goed wist dat zij bereidwillig en moedwillig en als vanzelf Satans weg van „nemen” zouden volgen.

Ondertussen zouden zij niet worden geoordeeld, maar „oogsten wat zij hadden gezaaid.” Zij zouden dit zondige leven leiden, sterven, en aan het eind van de 7000 jaar van het meester­plan zou God hen in een speciale opstanding ten oordeel weer tot leven wekken. Daar Christus dan reeds hun zonden zal hebben verzoend, Satan van de aarde zal hebben verwijderd, en met het Koninkrijk van God de regering van God over de aarde zal hebben hersteld, kunnen zij dan worden geroepen tot bekering, tot verzoening met God, om dan uit eigen vrije keuze Goddelijke Wezens te worden!

En daarom heeft God de wereld als geheel van zich afgesneden, evenals hun stamvader Adam zichzelf en zijn menselijke nageslacht had afgesneden.

Waarom een mysterie voor de wereld

Zoals de apostel Paulus werd geïnspireerd te schrijven in Romeinen 11: „Want, broeders … [ik wil] u niet onkundig laten van dit geheimenis” (dit mysterie, en voor de wereld is het een mysterie): dat er een zekere „verharding”, een verblindheid voor deze mysteries, over de wereld is gekomen—zelfs over haar „Christelijke theologen”—totdat het Koninkrijk van God in de macht over de aarde zal zijn aangesteld! „Want,” vervolgt Paulus, „evenals gij [Christenen] eertijds aan God ongehoorzaam waart, maar nu ontferming hebt gevonden door hun ongehoorzaamheid, zo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geworden, opdat door de u betoonde ontferming ook zij thans ontferming zouden vinden. Want God heeft hen allen onder ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen.” En op dit punt riep Paulus uit: „O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” (Romeinen 11:25, 30-33.) Weliswaar schreef de apostel het bovenstaande met betrekking tot Israël, en heb ik het toegepast op alle niet geroepen mensen, het is evenwel waarlijk als zodanig toepasbaar.

God riep de oudtestamentische profeten en bereidde hen voor. Hij riep en roept nog steeds de Kerk en bereidt haar voor om Satan te overwinnen, terwijl zij die nu verblind zijn, en niet geroepen en afgesneden van God, Satan niet hoeven te overwinnen. Waarom niet?

Waarom de Kerk wel ?

Dat is opdat wij ons kunnen kwalificeren om met en onder Christus in het Koninkrijk van God te regeren—opdat wij de weg voorbereiden voor het uiteindelijk roepen en behouden van de wereld!

Op dit punt wil ik graag twee passages citeren van het directe woord van Jezus, die uitsluitend op de Kerk van toepassing zijn:

Tot de Kerk van deze twintigste eeuw zegt Jezus: „Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” (Openbaring 3:21).

Eveneens tot de Kerk zei Jezus: „En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen; en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf … (Openbaring 2:26-27).

In deze passage van de Bijbel toonde Jezus duidelijk waarom in deze tegenwoordige tijd sommige mensen uit de wereld in de Kerk worden geroepen. Niet omdat Hij tracht de wereld te behouden en wij een deel van de wereld zijn. Niet slechts opdat wij behouden zouden worden en in Zijn koninkrijk zullen komen, maar, zoals Jezus ook in Openbaring 5:10 zegt, om koningen en priesters te zijn en met en onder Christus te regeren, wanneer Hij ermee begint behoud aan de wereld te brengen.

Grondige bekering nodig voor de Kerk

Ik kan niet met genoeg nadruk herhalen dat zij die nu in de Kerk worden geroepen, niet uitsluitend en alleen voor behoud worden geroepen. Dat neemt niet weg dat de leden van de Kerk, om koningen en priesters te kunnen zijn, die als werkelijke Goddelijke Wezens Christus bij het behouden van de wereld ter zijde staan, zich waarachtig en grondig moeten bekeren.

Ik kan deze waarheid niet te duidelijk maken. Ik vrees dat velen, zelfs in de Kerk, niet volledig doorgronden wat werkelijke bekering is.

Bekering vindt plaats in het verstand, en in dat verstandelijke vermogen dat wij het hart noemen. Dit kon nooit volledig worden begrepen zonder inzicht in de ware aard van het menselijk verstand, zoals uiteengezet in hoofdstuk drie van dit boek. Het kon nooit worden begrepen, totdat door de Bijbel de kennis werd geopenbaard over de menselijke geest in de mens en de werkelijke samenstelling van het menselijke verstand.

Zoals het menselijke verstand verschilt van het dierlijke brein door de toevoeging van de menselijke geest, zo verschilt een bekeerd iemand van een onbekeerd iemand door de toevoeging van de Heilige Geest.

Hoeveel groter is het vermogen van het men­selijke verstand dan dat van het dierlijke brein? Het besef van dit verschil zou ons duidelijk moeten maken wat het grote verschil is tussen een bekeerd verstand dat door de Heilige Geest wordt geleid en het verstand van de onbekeerde.

Men ontvangt de Heilige Geest niet voordat men zich allereerst van de zonde heeft bekeerd. Bekering wordt door God geschonken (Handelingen 11:18). De tweede voorwaarde om de Heilige Geest te ontvangen is geloof. Dit betekent niet alleen geloven in God en in Christus, maar daar Christus het Woord of de Woordvoerder van de Godfamilie is, betekent het: geloven wat Hij zegt.

Bekering betekent een verandering van gedachten. Goddelijk berouw is een veel diepgaander berouw dan wroeging. En goddelijk berouw leidt tot bekering. Dit houdt niet alleen een diep berouw over vroegere zonden in, maar een totale verandering van mentaliteit, van gedachten, van richting en levensdoel. In feite heeft bekering meer betrekking op toekomstig gedrag dan op het verleden. Het bloed van Christus heeft voor het verleden verzoening gedaan. Bekering is geen boetedoening. Er is niets wat u kunt doen, om de schuld van het verleden goed te maken. Het bloed van Christus heeft de prijs voor die schuld betaald. Het heeft de lei schoongemaakt.

Een bekeerd iemand is iemand met een totaal veranderde of bekeerde denkwijze: een denkwijze waarin het denken van God is verbonden met het denken van de mens. Zoals God door de apostel Paulus zegt: „Laat die gezindheid [die denkwijze] bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was” (Filippenzen 2:5). De Heilige Geest is de geest van een gezond verstand, wat een geheel veranderd verstand is. Het heeft een totale ommekeer gemaakt wat betreft verlangens, voornemens en bedoelingen.

Dwaling van het traditionele Christendom

Het „behoud” in wat het traditionele Christendom wordt genoemd verandert iemand niet werkelijk tot een nieuwe en andere persoon. Maar al te vaak vertellen predikanten en evangelisten de mensen dat als zij maar „Christus ontvangen” hebben, „Christus aangenomen” hebben, of „hun hart aan de Heer hebben gegeven”, zij behouden zijn. Zij zijn dan reeds „wedergeboren”. Het is alsof een of andere mystieke schakelaar wordt omgedraaid zodat iemand ogenblikkelijk naar de hemel wordt geschoten na zijn dood, waarvan zo velen geloven dat het eigenlijk helemaal geen dood is. Door God wordt in de Bijbel niet iets dergelijks onderwezen. God openbaart dat evenals in Adam allen sterven, zo zullen dezelfde „allen” in Christus levend worden gemaakt door een opstanding uit de dood. Ondertussen, zo openbaart God, zijn de doden geheel zonder bewustzijn.

Aan het oude Israël gaf God kennis van Zijn wet, maar niet Zijn Geest. Hun verstand werd niet bekeerd of veranderd. Zij hadden nog steeds een vleselijke gezindheid. En deze natuurlijke gezindheid staat vijandig tegenover God (Romeinen 8:7). Er was in het oude Israël geen bekering, geen behoud. Het 37e hoofdstuk van Ezechiël openbaart hoe de mensen van het oude Israël bij het oordeel van de Grote Witte Troon de Geest van God zullen ontvangen, indien zij dit wensen.

Iemand die de Heilige Geest ontvangt en erdoor wordt geleid is een veranderde persoon. Hij heeft een vernieuwing van zijn denken ondergaan. Voordat de kennis over de menselijke geest in de mens was geopenbaard, en het feit dat Gods Geest zich met de menselijke geest kan verenigen, kon waar behoud nooit volledig worden doorgrond. Een Christen moet zich ontwikkelen en groeien in genade, geestelijke kennis en goddelijk karakter. 

Wordt vervolgd …

Moa Ad Nl